Water en afvalwater

De papiersector is een belangrijke watergebruiker. Dit water wordt niet echt verbruikt maar gebruikt als hulpmiddel om de vezels in suspensie te brengen en te verpompen. Het gaat voor meer dan 95% om oppervlaktewater (rivier, kanaal, …).
Tijdens het productieproces komen vooral zwevende stoffen en organische bestanddelen, afkomstig uit het hout en oud papier in het water terecht. Dit proceswater wordt zoveel mogelijk in gesloten kringloop hergebruikt. Indien dit om kwaliteitsredenen niet meer kan, wordt het water op de site behandeld met aangepaste zuiveringstechnieken (bezinken, anaërobe en aërobe behandelingen, …).
Na zuivering wordt het water weer geloosd in het oppervlaktewater.

BELANGRIJKE REDUCTIEINSPANNINGEN VERMINDERING
VAN HET WATERGEBRUIK

In de loop van de laatste twee decennia vonden omvangrijke investeringen plaats om het watergebruik in het proces te optimaliseren. Die investeringen hebben een gestegen hergebruik van het water in de verschillende stadia mogelijk gemaakt en leidt tot sterk gesloten
watersystemen.

Hierdoor is het watergebruik per ton papier gedaald met 56 % over de laatste 30 jaar. Gesloten watersystemen hebben nochtans ook beperkingen. Ze vereisen het gebruik van algen – en bacteriedodende stoffen, om te voorkomen dat de leidingen verstoppen.
Door de gesloten watersystemen verhoogt de concentratie van afvalstoffen in het afvalwater terwijl de geloosde vuilvracht per geproduceerde ton – een betere indicator voor de milieuprestaties – wel degelijk afneemt.
Deze concentratietendens heeft wel als gevolg dat het moeilijker wordt om, na zuivering, toch de lozingsnormen te halen, als deze uitgedrukt worden in termen van concentratie (mg/l) en niet in specifieke vuilvracht (kg/ton).

 

REDUCTIE VAN DE VUILVRACHT

Het bouwen van zuiveringsinstallaties in de Belgische papiersector heeft de specifieke vuilvracht van de belangrijkste parameters van afvalwater (CZV,
BZV, ZWS) doen dalen met bijna 80 % over de laatste 30 jaar (zie grafiek). In absolute cijfers betekent dit dat de jaarlijkse productie van de sector 2,4 x
hoger ligt dan 30 jaar geleden, terwijl de impact op het leefmilieu gelijk bleef of zelfs verminderde. Dit significante resultaat is het gevolg van massale investeringen. Elk jaar besteedt men bijna 3 miljoen euro aan de verbetering van de afvalwaterkwaliteit. De vooruitgang op het vlak van waterzuivering
heeft ook een positieve impact op de andere lozingsparameters zoals stikstof, fosfor en zware metalen. Voor die parameters maken de lozingen van
de papiersector een beperkt aandeel uit van de totale vuilvracht in België.
Voor de hierboven aangehaalde parameters respecteren de papierbedrijven de normen voor waterlozingen opgelegd op het gewestelijk niveau.
Deze normen integreren de voorschriften van de Europese richtlijn betreffende industriële emissies, de vroegere IPPC richtlijn) en vergen de toepassing van de beste beschikbare technologieën vastgelegd op Europees niveau. De toepassing van de beste beschikbare technologieëne heeft geleid tot belangrijke verbeteringen maar betekent ook dat het overblijvende verbeteringspotentieel beperkter is en duurder uitvalt.

BANNEN VAN CHLOORGAS

Het gebruik van chloorgas (Cl2) levert problemen op doordat het organochloorverbindingen of “AOX” genereert.
Meer dan 20 jaar geleden werd het gebruik van chloorgas voor het bleken van kraftpulp verlaten, zodat de chloorgasproblematiek in de Belgische papierindustrie als afgedaan kan worden beschouwd.
Als alternatief voor het bleken met chloorgas werden nieuwe technieken ontwikkeld. Afhankelijk van de gebruikte techniek onderscheidt men vandaag
ECF-pulp (Elementary Chlorine Free) en TCF-pulp (Totally chlorine Free). De impact op het leefmilieu van de bleekprocessen voor de productie van ECFen TCF-pulp is gelijkwaardig.

ADDITIEVEN EN PROCESHULPSTOFFEN

Het gebruik van additieven en hulpstoffen tijdens het productieproces, heeft maar een beperkte invloed op de kwaliteit van de waterlozingen. De grote
meerderheid van de niet-vezelachtige materialen die in de papierindustrie gebruikt worden, zijn van minerale of plantaardige aard. Het gaat om calciumcarbonaat, kaolien, talk, enz. Hiernaast , zijn er hulpstoffen die ge bruikt worden om het productieproces te verbeteren, namelijk de retentiemiddelen. Deze gebruikt men om beter de verschillende substanties die aan de houtvezels toegevoegd worden, samen te houden en te fixeren. Deze middelen dragen bij tot de beperking van de vuilvracht van het te behandelen afvalwater en worden zelf aangepakt in de (biologische)
afvalwaterzuiveringen.

WATER : EEN BELANGRIJKE UITDAGING DE KADERRICHTLIJN WATER

In oktober 2000 heeft het Europees Parlement de”Kaderrichtlijn water” (KRW, 2000/60/EG) goedgekeurd. Deze richtlijn benadert de stroomgebieden op een geïntegreerde en globale manier met de bedoeling om zowel kwalitatief als kwantitatief rekening te houden met de gebruiksdruk op de watervoorraden. De richtlijn verplicht in het bijzonder om per waterloop de milieukwaliteitsnormen vast te leggen en te respecteren.
Deze benadering kan, in sommige gevallen, fundamentele problemen opleveren voor industriële sectoren zoals de papiersector, die door de Richtlijn Industriële emissies verplicht zijn om, progressief de beste technologieën toe te passen. Eens de papierindustrie deze heeft toegepast, zal haar verder potentieel om bij te dragen tot het verbeteren van de waterkwaliteit eerder beperkt zijn.

UITDRUKKEN VAN DE NORM

De inspanningen om proceswater te hergebruiken, houdt niet alleen een vermindering in van het gebruik per ton product, maar ook een tendens naar concentratie van de vuilvracht in het geloosde water.
De verbetering van het proces kan een beperking van het watergebruik (m3 water/ton) en/of van de vuilvracht (kg verontreinigende stof/ ton) inhouden. Globaal kan dit echter leiden tot een hogere concentratie in het afvalwater (mg/l afvalwater). In termen van vuilvracht (kg verontreinigende stof / ton productie), komt de lozing van dit geconcentreerder afvalwater niettemin neer op een kleinere
milieu-impact. Het opleggen van een te strenge concentratienorm, betekent paradoxaal genoeg een rem op het verder beperken van de milieu-impact.
De norm uitdrukken in termen van specifieke vracht in plaats van in termen van concentratie, kan voor de papierfabrikanten een vermindering van hun globale impact op het leefmilieu vergemakkelijken.